Zijn Genade is Nieuw Elke Morgen



Jeremia schreef zijn Klaagliederen in de donkerste periode in de geschiedenis van Israël en Juda. Israël was reeds 130 jaar daarvoor in ballingschap gegaan en zou niet terugkeren naar het land voor zo'n 2600 jaar. Juda was juist naar Babylon verbannen na de meest verschrikkelijke eeuw van Jeruzalem; de stad werd tot de grond gelijkgemaakt, de muren werden afgebroken, de Tempel vernietigd en de heilige voorwerpen meegenomen als buit. De ogen van de laatste Koning van Juda werden uitgestoken en hij werd in ongenade weggestuurd.
 
40 jaar lang had Jeremia hen gewaarschuwd dat deze dag zou komen, maar Juda wou niet luisteren. Hij had de koning zelfs geadviseerd de aanval van Babylon niet te weerstaan maar om zich over te geven (Juda was alreeds een Babylonische kolonie). Sedekia daarentegen rebelleerde tegen Nebukadnessar en verschanste zich in Jeruzalem in de waan dat hij het Babylonische leger met enkele honderden mannen kon weerstaan. De Babyloniers belegerden de stad 18 maanden lang totdat de hongersnood in Jeruzalem zo zwaar werd dat vrouwen hun eigen baby's opaten. De vijand wierp ten slotte een dam op tegen de stadsmuur en overmeesterde Jeruzalem. De Koning ontkwam maar werd gevat en het laatste wat hij zag voor zijn ogen werden uitgestoken was, hoe al zijn zonen werden gedood. Met dit in het geheugen werd hij geboeid, blind gemaakt en gevangen gezet voor de rest van zijn leven. Niemand zou meer op de troon van David zitten totdat Jezus vanuit Jeruzalem voor duizend jaar zal regeren.

De glorie van de eens zo machtige en trotse stad en natie was gebroken en tot stof teruggebracht. Het is in deze achtergrond dat Jeremia de klaagzang schrijft voor zijn geliefde stad. Hij weent en rouwt over wat zou kunnen geweest zijn, maar voor altijd verloren is. De stad van David, de meest gevreesde Koning van de wereld en van Salomon, de rijkste man van de wereld, was geplunderd. De glorie, macht en zegen was voor altijd weg en vervangen door as, de stank van de dood en de schande van gevangen-schap.

Doch in het midden van zijn geween en geklaag schrijft Jeremia enkele woorden die daar niet thuishoren: "Het zijn de gunstbewijzen des Heren, dat wij niet omgekomen zijn, want zijn barmhartigheden houden niet op, elke morgen zijn zij nieuw, groot is uw trouw! Mijn ziel zegt: Mijn deel is de Here, daarom zal ik op Hem hopen." (Klaagliederen3:22-24).

Jeremia herkende dat terwijl het onoverkomelijke was gebeurd, de Here Zijn genade had getoond door Zijn oordeel over de natie voor bijna 800 jaar uit te stellen. Ja, 800 jaar eerder, toen Israël uit Egypte trok, werd God verschillende keren uitgedaagd om het hele volk te vernietigen, en verklaarde Hij, na 3 maanden in de woestenij, dat zij naar Babylon zouden gevoerd worden, en nog verder. (Hand.7:43). Gedurende 800 jaar zond Hij profeet na profeet, waarschuwing na waarschuwing, doch Israël volhardde in afgoderij en verdorvenheid. Het feit dat de Here 800 jaar heeft gewacht vooraleer zijn toorn uit te storten op de natie is een bewijs van Zijn onmetelijk geduld, genade en barmhartigheid. Aldus sprak Jeremia “Het zijn de gunstbewijzen des Heren, dat wij niet omgekomen zijn." Hij erkende dat de Here lang had gewacht op het berouw van Israël en Juda, en dat door Zijn genade sommigen waren overgebleven en niet de gehele natie was vernietigd. Er waren nog enkel grote mannen overgebleven zoaks Daniël, Sadrak, Mesak, Abednego, Ezechiël en Jeremia. De Here had het hele volk kunnen vernietigen maar deed dat niet.

Op dezelfde manier dienen we te erkennen dat het door de genade van de Here is dat we er nog zijn. Denk maar aan de vrouw van Lot die voor één blik op de wereld veranderd werd in een zoutpilaar, en Ananias and Saffira die voor één leugen werden gedood en naar de hel gezonden. Hoe dikwijls hebben wij met verlangen teruggezien naar de wereld en hoe dikwijls hebben we de Here gezegd dat we Hem alles zullen geven, maar logen? Het is enkel Zijn genade dat ons in leven houdt en ons een verlangen geeft naar geestelijke dingen.

Des Heren barmhartigheden zijn nieuw elke morgen, zegt Jeremia. Ik denk dat hij bedoelde dat als we 's morgens wakker worden en nog leven, de Here weer eens Zijn genade aan ons heeft verlengd. Elke morgen geeft Hij ons een andere dag enkel omdat Hij barmhartig is. We zijn zo arrogant geworden in ons denken dat we gaan slapen en denken de volgende dag dit of dat te doen (Jak.4:13-16). Jakobus zegt dat het grootspraak en verkeerd is aan te nemen dat we morgen nog levend zullen zijn. Ik zou graag hebben dat iedereen die deze woorden leest elke dag zal opstaan met het diep besef dat de Here ons een nieuwe dag geeft met nieuwe mogelijkheden om Zijn wil te doen, omwille van Zijn genade. Paulus waarschuwt ons: “Want indien God de natuurlijke takken niet gespaard heeft, Hij zal ook u niet sparen. (Rom.11:21). We zijn zo arrogant geworden in onze ongehoorzaamheid en in zonde te denken dat de Here ons nooit zal wegnemen. Sommigen maken dit zelfs het middelpunt van hun leer en de meesten ervan hebben deze leugen als grondslag van hun leven en gewoontes. Neen, de Here is genadevol en toont ons iedere dag nieuwe genade en barmhartigheid, maar de tijd komt dat hij zal verklaren: “genoeg”!

Juda kreeg 800 jaar lang voorbeeld na voorbeeld van God’s oordeel en gestrengheid. Israël werd voor hun ogen vernietigd. Sedekia (die zijn zicht verloor) werd Koning van Juda omdat Nebukadnessar Juda had ingenomen en Sedekia’s broer en voorganger, Jojakim, als gevangene naar Babylon had gevoerd. Ondanks de waarschuwingen van Jeremia en het bewijs van de toorn van de Here, “Hij deed wat kwaad is in de ogen van de Here, Zijn God. Hij verootmoedigde zich niet voor de profeet Jeremia, die in opdracht van de Here sprak…hij verhardde zijn nek en verstokte zijn hart zodat hij zich niet bekeerde tot de Here, de God van Israël. (2Kron.36:12,13).

Hoeveel dagen leef je nu al? Dat zijn de dagen dat de Here jou Zijn genade heeft getoond en heeft gespaard. We zijn niet beter dan Israël en Juda maar vooronderstellen dat Hij genadig blijft omwille van het Kruis. Maar: “Hoeveel zwaarder straf, meent gij, zal hij verdienen, die de Zoon van God met voeten heeft getreden, het bloed des verbonds, waardoor hij geheiligd was, onrein geacht en de Geest der genade gesmaad heeft? Want wij weten, wie gezegd heeft: Mij komt de wraak toe, Ik zal het vergelden! En wederom: De Here zal Zijn volk oordelen. Vreselijk is het te vallen, in de handen van de levende God! (Hebr.10:29-31)

Bedank God, Hij verleent ons opnieuw Zijn genade en barmhartigheid. Aldus “maar vermaant elkander dagelijks, zolang men nog van een heden kan spreken, opdat niemand van u zich verharde door de misleiding der zonde; want wij hebben deel gekregen aan Christus, mits wij het begin van onze verzekerdheid tot het einde onverwrikt vasthouden. Als er gezegd wordt: Heden, indien gij Zijn stem hoort, verhardt uw hart niet zoals bij de verbittering.” (Hebr.3:13-15)

“Dit is hun overkomen tot een voorbeeld (voor ons) en het is opgetekend ter waarschuwing voor ons, over wie het einde der eeuwen gekomen is." (1Kor.10:11).